U wilt een goede prijs voor uw product vragen. Natuurlijk houdt u rekening met de kostprijs en vaste en variabele kosten. Misschien kijkt u ook naar uw concurrenten, wat rekenen zij? Of let u vooral op de vraag: hoe gewild is uw product? Hier vindt u handvatten om de prijs, variabele kosten en winstmarge van uw product te berekenen.
De kosten die uw bedrijf maakt, zijn op de volgende manieren in te delen:
Ook moet u vaak btw heffen. Of dat 21%, 9% of 0% is, hangt af van het soort product. Natuurlijk wilt u er zelf ook nog iets aan overhouden. Dat is uw marge of winst.
Er zijn meerdere manieren om de kostprijs van een product te bepalen. De 3 meest gebruikte methoden zijn:
U berekent de integrale kostprijs van uw product als volgt: ga uit van de kostprijs van uw product (directe + indirecte kosten) en tel hier een bepaalde marge bij op. Welke marge u kunt hanteren bij het berekenen, verschilt per branche. Vraag na bij uw brancheorganisatie welke marge in uw branche gebruikelijk is. Dit bedrag is nog exclusief btw.
De directe kosten hebben te maken met een specifiek product. Benoem de verschillende producten. Deze noemen we de hoofdkostenplaatsen. Bereken daarna de indirecte kosten (ook wel overheadkosten genoemd). Deze noemen we de hulpkostenplaatsen. Verdeel via een percentage de hulpkostenplaatsen over de hoofdkostenplaatsen. Ga uit van een realistisch verkoopaantal van producten of geproduceerde aantallen. Deze noemen we de normale bezetting. U berekent de kostprijs door de totale kosten per kostenplaats te delen door de normale bezetting.
De ABC-methode lijkt heel veel op de Kostenplaatsmethode. Hierbij worden niet de zelfstandige bedrijfsonderdelen benoemd als hoofdkostenplaats. Bij de ABC-methode benoemen we de activiteiten die worden uitgevoerd om een product te maken of te verkopen. Enkele activiteiten worden gebundeld in activiteitencentra en toebedeeld aan de meest belangrijke activiteit. Deze belangrijke activiteit noemen we de cost driver. De cost driver wordt toegerekend naar een product.
U kijkt wat anderen vragen voor een product en hanteert zelf een soortgelijke prijs. Als u een kledingwinkel begint, ziet u dat uw concurrent bijvoorbeeld € 100 voor een broek vraagt. Dat geeft u een richtlijn. Actuele prijzen en prijsontwikkelingen van producten, diensten en producenten vindt u op de website van het CBS.
U kunt uw prijs ook laten afhangen van de waarde die uw product heeft voor de klant. Een kunstschilder kan de prijs van een schilderij laten afhangen van wat een kunstliefhebber ervoor over heeft. Een marktonderzoek vertelt u meer over wat een klant wil betalen voor een product.
Ondernemers mogen onderling geen prijsafspraken maken. U bepaalt dus zelf welke prijs u vraagt.
Uw brancheorganisatie kan u adviseren bij het bepalen van uw prijs. Zoek uw brancheorganisatie in de branche-informatie.
Zijn uw kosten toegenomen, de kwaliteit van uw dienst of product is verbeterd of wilt u meer aan de verkoop van uw dienst of product verdienen? Bereken en pas uw prijs aan met een prijsindex van het CBS.
De grafiek toont hoe prijzen voor consumenten zijn veranderd in de afgelopen tien jaar. De prijsontwikkeling van ‘alle bestedingen’ heet de consumentenprijsindex. Deze is in de afgelopen tien jaar steeds gestegen. Niet alle producten of diensten laten deze prijsstijging zien. De prijzen in restaurants en hotels ontwikkelen zich bijvoorbeeld anders dan de prijzen van kleding en schoenen.
Het basisjaar in deze grafiek is 2015. De ontwikkeling van de prijzen is dus telkens vergeleken met dat jaar. De waarde 120 betekent bijvoorbeeld dat er 20 procent is bijgekomen sinds 2015. Kostte iets € 10 in 2015, dan is dat in dit voorbeeld nu € 12.
Mede mogelijk gemaakt door Samenwerkingsverband Ondernemersplein